maandag 27 april 2009

Rollellen - voor de Julialiefhebbers deel IV

Julia maakt wat mee in haar toch nog prille leventje. Zo heeft ze al in de krant gestaan. Met foto! [Dat heeft ze te danken aan het schrijftalent van haar moeder, ere wie ere toekomt, maar toch.] Niet zonder enige eigendunk liet ik de krantenpagina onlangs aan haar zien, en ook zijzelf was zo trots als een pauw.

Als het op foto's aankomt, ziet ze zichzelf niet vaak genoeg. Het gaat zelfs zo ver, dat ze zichzelf overal in herkent. Zolang er maar een (tamelijk kalige) baby-op-foto aan een muur hangt, dan is zij het. Natuurlijk.

Ook op de tv doet het verschijnsel zich voor. Het zonnetje-met-babygezicht in de Teletubbiestune verschijnt nog niet ten tonele, of Julia roept: 'Dat is Julia!' Helemaal opgetogen. We laten haar natuurlijk in de waan.

Misschien hebben kindjes in Nederland dat ook overigens en hoort het bij de fase. Je weet het niet. Minder doorsnee verloopt haar taalontwikkeling. Het valt niet mee voor onze peuter, alle kindjes en volwassenen die maar door elkaar heen ouwehoeren en soms schijnbaar moeiteloos switchen tussen een taal of drie, vier. Onze nieuwe hulp in de huishouding probeert haar Kinyarwanda te leren, altijd een mooie projectje dat haar veel vermaak oplevert. Maar zelf is onze Jackie druk doende haar belabberde Engels bij te spijkeren. En daar mag Julia ook van meeprofiteren. En normaal gesproken communiceer ik met haar in het Frans. Dus dat pikt Julia ook mee....

Vandaag ging ze voor het eerst naar de creche hier. Het kostte wat uitzoekwerk en dit is en tijdelijke oplossing, totdat ze eindelijk naar de door mij felbegeerde creche mag die tenminste een beetje een Europees pedagogisch klimaat heeft. Het grootste discussiepunt bij voorbaat was de keuze voor een taal. Wil je je kind echt blootstellen aan het Frans, de taal die het in onze wijde wereld niet gaat volhouden als wereldtaal? De prijs voor Engels was elke ochtend door de spits naar de andere kant van de stad rijden: half uur heen, half uur terug. Dan twee uur thuis wat kunnen doen. En dan weer half uur heen, half uur terug....

Daarvoor paste ik. Nu kan ik met de buggy, lopend aan de hand of met kind-op-rug op de fiets binnen vijf minuten ter plekke zijn, op onze P'tites bou (de spelling noch de betekenis versta ik, maar ook lokale experts in die taal hebben de diepte van deze naam nog niet doorgrond). Het Franse schoolsysteem nemen we maar voor lief. Wie weet is het wel een diepteinvestering en dankt onze spruit ons later nog op haar blote knietjes voor deze pragmatische afweging.

Gelukkig heeft haar Nederlands er nog niet echt van te lijden, is onze indruk. Al om half zes 's ochtends begint onze spraakwaterval - als we pech hebben, het duurt ook wel eens wat langer voordat ze rechtop in bed gaat zitten en uitroept: 'Julia is wakker! Paravisie kijken!'

Ja, je moet een energiek kindje dat rondspringt van 's ochtends vroeg tot half acht 's avonds ergens mee zoethouden soms. De creche wordt hopelijk een goede moemaker, al was er vandaag nog niets van te merken.

Ze werd wel energiek wakker overigens, met een nieuw woordje. Ze begint een beetje met koprollen, waar ze soms op de gekste plekken zin in heeft (harde tegels, de rand van het zwembad). 'Even rollellen', kondigde ze aan. Johan en ik keken elkaar vertederd aan, zoals zo vaak. We kunnen niet wachten om haar te showen in juni. Met haar kortgeknipte haartjes, haar eigenheid en haar dwarse buien inclusief. Dat is ze dan, onze Julia van twee-en-een-half. Een groot avontuur!

woensdag 15 april 2009

Aapjes kijken

Na een reis van drie uur kwamen we in de hoogstgelegen stad van Oeganda, Kabale, aan. Het rumoer op het marktplein – van schreeuwende bodaboda-chaffeurs, joelende straatschoffies en de vrouwen met fruit op het hoofd die hun waren wilden slijten – deed de naam van de stad eer aan.

We pauzeerden er voor een korte lunch, en gelukkig was daar bakkerij Hotloaf, met heerlijke scones, cakejes en zelfs bruine bolletjes. Het prijspeil lag er honderd tot vijfhonderd procent lager dan in Kigali. Hoe het kan is me een raadsel, maar ook verderop tijdens onze reis merkten we de verschillen. Uit eten in restaurants: drie keer zo goedkoop als in Rwanda. Een fles drinkwater: geen vijftig, maar tien eurocent.

Ik vraag me regelmatig af hoe het komt dat mensen in dit land überhaupt het hoofd boven water houden, maar in vergelijking met dit buurland worden de prijzen en de hoge inflatie extra schrijnend. Wij profiteerden ook van de lage prijzen, maar onze buit bestond uit een fles sterke drank en talloze blikjes ansjovis voor op onze zelfgemaakte pizza’s – inmiddels een regelmatig terugkerende maaltijd. Ook vandaag staat ‘ie weer op het menu.

Met onze proviand in de aanslag, mochten we gebruik maken van een paar plastic stoelen van de aanpalende matrassenverkoper. Hij kwam zelfs met een doek aanzetten om er eerst het stof van af te vegen. We namen plaats, al lichtelijk geharnast voor het tafereel wat zich hoogstwaarschijnlijk zou ontvouwen.

Want wat je ook doet in Rwanda, al zit je in de verste uithoek en stop je met de auto om een uitzicht te bewonderen, kort sanitair te verpozen of Julia op het potje te zetten: binnen vijf minuten heb je minstens een kind of vijf wat volwassenen om je heen. Ze staan daar wat te staan, vergapen zich, lachen wat en denken ongetwijfeld het hunne van de verschillende activiteiten die we op zo’n moment ontplooien. Al regelmatig mislukten mijn pogingen om mijn blaas effe snel te legen….

Je krijgt er wel eens genoeg van, het moet gezegd.

Groot was onze verbazing, en minstens zo groot het genoegen, dat onze lunch blijkbaar niet werd opgemerkt in Kabale. Mensen gingen door met hun eigen werk, praatten door met hun buurman of –vrouw, en ook de taxichaffeurs bleven gewoon rondlummelen. We werden niet aangegaapt, niemand kwam voor ons staan om naar ons te wijzen, onderwijl hard ‘mzungu, mzungu’ roepend. Opeens gingen we op in de massa.

Het bleef het meest opvallende van de hele reis, verder gekenmerkt door prachtige natuur, ruige kratermeren en een wildpark met een savanne in plaats van duizend heuvels, waarin ik de eerste loslopende leeuw van mijn leven zag. De baboons keken stoïcijns naar onze auto, de velvet monkeys slingerden in de bomen rondom onze camping heen en weer, en niemand kwam bij ons aapjes kijken. Heerlijk.

Salsales

‘Volgende week is de laatste les voordat we de gehele maand april een pauze nemen. We starten weer op 5 mei’, zei een van de Rwandese leraren. Er brak flink geroezemoes uit onder haar gehoor van enthousiaste beginnelingen op het salsavlak. De hele maand april? Geen salsa vanwege de genocideherdenking?

Het zijn onvergelijkbare grootheden natuurlijk, salsales en genocide. Toch merk je juist in de kleine dingen hoe de genocide het maatschappelijk leven nog domineert. Het zijn de toevallige verhalen die ik hoor van de mensen rondom ons huis: de nachtwaker die zijn eerste vrouw kwijtraakte, de tuinman zijn ouders, onze huishoudelijke hulp haar vader. Een herbegrafenis van een heel gezin die in de kerk wordt aangekondigd. Slechts mogelijk omdat een dader zoveel jaar na dato eindelijk bekent en vertelt waar hij zijn slachtoffers heeft achtergelaten.

Afgelopen week werd herdacht dat hier vijftien jaar geleden achthonderdduizend mensen omkwamen. In amper honderd dagen. Weet u hoeveel mensen dat zijn in de tijd dat u dit stukje leest? Werd ontwikkelingssamenwerking maar net zo goed georganiseerdheid als die vreselijke moordpartijen, dan zou Afrika zo van de ellende verlost zijn.

Maar toch, ondanks dat collectieve trauma en die indrukwekkende lijst met vermoorde mensen, is men hier het herdenken soms beu. Vanwege de zwaarte van het geheel, vanwege de wens om door te gaan met het leven. Vanwege het feit dat het vooral de overheid is die dicteert hoe dat herdenken moet, en hoe vaak en hoe lang - waardoor het maatschappelijke leven hier platligt in de eerste week van april. Nog geen zwembad opent zijn deuren, geen feestje mag er doorgaan.

En tot voor kort gold die regel voor de hele maand april. Net alsof het geen twee minuten stilte zijn op 4 mei om 20.00 uur, maar het zwijgen de hele week moet voortduren.

De salsaleraren gingen in conclaaf, druk gebarend. Ze waren het zichtbaar niet eens met elkaar. Toen nam er een het woord: ‘We hebben het er even over gehad. Er vervallen twee lessen, maar we starten weer op 21 april.’ Een zucht van verlichting ging door de zaal.

vrijdag 3 april 2009

Peuterpuberen in Kigali

Kent u dat rampzalige gevoel, als je boodschappen doet met een peuter van twee, die opeens een lolly wil, of een worstje, of de strategisch opgestelde raceauto - en zich krijsend op de vloer gooit als ze die niet krijgt?

Ik hoop het. Anders is mijn dochter uitzonderlijk, en ik erbij. Want al krijgen de vrouwen in Rwanda gemiddeld vijf kinderen per stuk en zijn de peuters alomtegenwoordig, nooit zag ik enig kindje hier zoiets doen.

Het zijn modelbaby’s. Urenlang zitten ze bij hun moeder op de rug, terwijl die het land bewerkt, groenten aan de man brengt of met de buurvrouw keuvelt - en ze geven geen kik. In de kerk is het niet anders. De dienst duurt ruim twee uur, maar zonder één pepermuntje zitten ze al die tijd braaf op hun stoel.

Ik daarentegen krijg peuterpuberteit te verduren voor vijf. Na twee stappen in de winkel stormt dochterlief bij haar miniatuur winkelkarretje weg om naar worstelende mannen op de flatscreen-tv te kijken. Of ze scheurt alle wikkels van de per stuk verpakte wc-rollen kapot.

Het winkelpersoneel vindt het prachtig, zo’n spektakel zien ze niet vaak. Bij de afdelingen snoep- en speelgoed kent inmiddels iedereen haar naam. ‘Daar heb je weer zo’n muzungu -blanke - die haar kind niet onder de duim houdt’, zie ik ze denken, ‘dat doen wij toch beter’.

Onlangs vroeg een Rwandese leraar me: ‘Maar als jullie niet slaan, wat doen jullie dan om een leerling te straffen die de leerstof niet begrijpt?’ Ergens vermoed ik dat slaan een onmisbaar ingrediënt is in het recept voor brave Rwandese kindjes.

Dan opteer ik toch voor een puberende peuter. Althans, aan die gedachte klamp ik me vast als ik mijn krijsende dochter van de winkelvloer opraap. Ik draag mijn lot. Geduldig.



En met deze column won ik de wedstrijd dan weer wel....hij werd afgelopen woensdag gepubliceerd in het Friesch Dagblad. Gezien heb ik het nog niet, daarvoor ben ik dan weer teveel van kranten en internet verstoken. Maar goed, er is in ieder geval nog een andere column voor die krant op komst. Daarop ben ik op het broeden. Wordt vervolgd dus. Ook wat betreft het puberen van dochterlief, ongetwijfeld.

Het regent, het zegent

In Nederland breekt langzamerhand de lente door, in volle glorie. Het gaat geheel aan ons voorbij, ik word wel blij van de feestlijke berichten daarover. Het weer is en blijft gespreks- en mailonderwerp numero uno, waar je ook bent in de wereld. Daarom ook stuurde ik een column in voor het Friesch Dagblad dat een wedstrijd uitschreef waarin de krant vroeg om columns over herkenbare onderwerpen. Deze column won niet, maar ik wil 'm jullie niet onthouden. Geeft een mooi beeld over hoe het weer hier niet alleen de gesprekken domineert, maar ook het gehele maatschappelijke leven kan platleggen...en nu we weer in vol ornaat het regenseizoen binnenwaaien, des te meer.


Hoe zou dat gaan in de dorpskerk van Buitenpost? Ik stel me zo voor dat de kerkgangers binnenkomen met hun druipende paraplu. Snel schudden ze die nog even uit, terwijl ze hun voeten afvegen op de deurmat. Om 10.00 uur begint de dienst, met votum en groet. Gewoon, zoals elke zondag. Heftige regen of niet.

Ik woon - anders dan mijn schoonouders - niet in Buitenpost, maar in Kigali, Rwanda. Normaal is het altijd stralend weer op zondagochtend, en onze dominee benadrukt dat elke dienst. Nu snap ik waarom.

Deze ochtend was het allerminst zonnig, het regende dat het goot. Bij binnenkomst waren we verbaasd: in plaats van het swingende koor van twintig man sterk, stonden er slechts vijf koorleden vooraan - zonder begeleiding. Her en der vulden expats enkele banken. Er was geen Rwandees te bekennen, zelfs geen dominee.

Die nam uiteindelijk een uur later dan normaal het woord, met gevoel voor pathos: ‘Dank jullie wel dat jullie gekomen zijn, op deze verschrikkelijke uitzonderlijke zondag, ondanks deze vreselijke regenbui.’

Mijn oren klapperden. Wat? Al dat misbaar vanwege regen? In Rwanda regent het minstens zo hard en vaak als in Nederland, moet je weten. Daarom is het een van de vruchtbaarste landen van Afrika. Menig Friese boer zou er jaloers op zijn, op dit milde, regenachtige klimaat.

Dankbaarheid was echter ver te zoeken in de dienst. Het Godshuis bleef matig gevuld, het avondmaal ging vanwege de chaos niet door en ook de kindernevendienst werd afgeblazen. We konden de schaapjes toch niet naar hun lokaal sturen in die nare bui?

Een gevoel van heimwee beving me. Naar Buitenpost, waar de dienst gewoon was geweest, weer of geen weer - want al het weer komt van de Heer. Die geestelijke les hebben ze in Friesland beter geleerd dan hier, in Kigali, Rwanda.