maandag 30 november 2009

Pianoles

Mijn eerste lerares kwam uit Kazachstan. We probeerden zo goed en zo kwaad als het soms gaat met elkaar te communiceren. In houtje toutje Frans met af en toe een Engelse term ertussen door. In een voor mij nieuwe notenbenaming – niks c,d,e,f,g, maar do, re, mi, fa, sol. Maar we kwamen ergens, ik kreeg de smaak te pakken van dat pianospelen.

Totdat Tatiana op een dag niet meer op kwam dagen, en ook geen telefoon meer oppakte. Een week erna kwam ik achter het verhaal; ze had ook ander werk in Rwanda, en een werkvisum dus. Maar van de een op de andere dag werd ze op straat geknikkerd. Dag werk, en nog belangrijker: dag visum. Binnen een paar dagen stond ze op vliegveld Kigali met een enkeltje Kazachstan. De pogingen om vanuit die uithoek werk te vinden in Rwanda mislukten. Exit Tatiana, exit pianoles.

Vorige week zette ik een oproep op Kigali Life, een yahoogroep voor mensen die hier wonen en informatie met elkaar willen uitwisselen. Of iemand nog een Engelssprekende pianoleraar kende?

Ik kreeg in ieder geval een reactie, van iemand die Olivier aanraadde, een goede pianoleraar. Ik belde hem op en checkte voor de zekerheid of de informatie klopte. En jazeker, hij was er een. En maandagochtend kon hij langskomen. Ik blij.

Het duurde vanochtend even, ik wachtte meer dan een uur op hem. Hij was de weg kwijt, vertelde hij me toen hij eindelijk onze poort binnenwandelde. Een beetje sjagrijnig van het wachten, kwam ik gelijk ter zake: hoe stond het met zijn pianospel? En met zijn ervaring als leraar?

Olivier: ‘Ja, het is een beetje een misverstand. Wie heeft gezegd dat ik ervaring heb als pianoleraar? Ik heb zelf wel de basis van piano geleerd.’

Ik deed nog een poging, terwijl de moed me in de schoenen zakte: ‘Maar zaterdag aan de telefoon vroeg ik toch of het klopte dat je pianoleraar bent? En je zei ja!’

Om zijn hachje te redden, of hoe dan ook, zei hij: ‘Ja, ik was denk ik een beetje in de war. Want ik kan piano spelen. En ik ben ook leraar, maar dan in wiskunde, op een school in Byumba.’

Hartelijk bedankte ik hem voor de moeite om langs te komen om zijn verhaal te doen, en begeleidde hem weer naar onze voordeur. Rwanda, ik snap er nog steeds niets van.

donderdag 26 november 2009

Post

Voordat we hier arriveerden, vroegen we onze toenmalige verhuurder onwetend of ze ons het adres kon geven van ons tijdelijke huurhuis. Stel dat we haar niet zouden treffen op de afgesproken tijd, dan konden we onze eigen weg vinden.

Omdat ze nogal onduidelijk Frans sprak (en ons Frans allerbelabberdst was), begrepen we haar antwoord niet helemaal, maar zoveel werd ons wel duidelijk: een eenduidig adres was er niet, we moesten gewoon de routebeschrijving volgen:

‘Je gaat richting Gikondi Nyenyeri, je passeert Merez 1 en bij Merez 2 sla je linksaf de zandweg in, dan is het de vierde, blauwe, poort aan je rechterhand.’ Merez 1 bleek een tankstation te zijn en Merez 2 was ook een tankstation, van Kobil. Maar de meeste mensen snapten het feilloos, die routebeschrijving.

Na aankomst bleek dat de hele stad ongeveer tien straten kent met een naam. De rest van de huizen wordt aangeduid met benamingen als ‘plot 42849 in Nyarutarama, in de buurt van de Green Hills school’.

Nog veel naïever dachten we over postbezorging. Het leek ons een hels karwei als postbodes routebeschrijvingen naar Merez moesten kennen. En zou de familie een envelop moeten volschrijven met een routebeschrijving naar ons huis?

TNT moet de tip maar niet krijgen, maar de post werkt zo efficiënt in Rwanda: je neemt een postbus, je laat de post bezorgen bij kerk of moskee en anders heb je pech.

We dachten dat we met de huur van onze postbus 3349 van alle mogelijke complicaties af waren. Totdat ik opeens voor een gesloten deur kwam te staan bij het postkantoor. Het aanplakbiljet liet niets te raden over: vanwege renovatie was het postkantoor tijdelijk gesloten. Jammer voor de mensen die op verjaardagspost zaten te wachten. En waar was onze postbus gebleven? Er stond wel wat, maar ik ken de Merezzen nog niet op mijn duimpje, dus de routebeschrijving zei me niets.

De post bleek het woord renovatie verder nogal ruim op te vatten. Een week na de eerste confrontatie met de sluiting was het gebouw volkomen met de grond gelijk gemaakt. Niks inspraak, of het gebouw conserveren omdat het in de brutalistische periode is gemaakt. Het wordt waarschijnlijk ingeruild voor een van de Chinese hoogbouwwerken die Kigali een heuse Skyline moeten geven.

Onze postbus hebben we uiteindelijk ook weer gevonden, met dank aan Johans chauffeur.
Sindsdien lijkt het met de postbus zelfs beter te gaan, vandaag lag er alweer iets (niets zo deprimerend als een lege postbus, en met reclamefolders kun je hier ook niet smokkelen, die zijn er gewoon niet).

Ik ben wel benieuwd wat er gaat gebeuren met die verjaardagskaart die mijn moeder naar ons fysieke adres stuurde. Zou iemand hem aan de muur hangen? Zouden we hem alsnog krijgen, met boete? Of wordt ‘ie retour gestuurd aan Venray? De mysteries zijn in Afrika nog aan de orde van de dag.

Van binnenuit

Het blijft lastig om Rwanda te leren kennen van binnenuit. Hoe vaak zijn we in een 1 op 1 situatie met een Rwandees, die ook nog loslippig is? Ik zal bekennen: de enige keer dat het me overkomt, is bij de schoonheidsspecialiste. Gelukkig ook een schot in de roos, want net als kappers willen die dames wel praten als ze aan het masseren, waxen of stomen zijn.

Harriet is mijn doorkijkje in de Rwandese samenleving en onlangs vertelde ze me haar familieverhaal. Haar vader was een man in aanzien, hij werkte aan het hof van de laatste koning van Rwanda. Ze hadden een prachtig huis bij Gitarama, toen het centrum van de macht.

Toen het nieuwe bewind aan de macht kwam, werd haar vader opgepakt en gemarteld. Daar is hij nooit meer overheen gekomen. Nadat ze naar Oeganda waren gevlucht, ging hij al snel dood. Haar moeder bleef achter met een bubs kinderen. Ze twijfelde wel over teruggaan, naar de luxe, en de vertrouwde grond. Gelukkig deed ze het niet, want in dezelfde tijd werden er veel mensen vermoord in die contreien.

Omdat het in Oeganda onder Idi Ammin ook niet veilig was, trokken ze door naar Kenia, waar Harriet haar opleiding en studie afrondde. Maar ze bleef zich een vreemdeling voelen daar, de Rwandezen werden niet met open armen ontvangen. Genocide of niet.

Toen ze konden terugkeren, ging de hele familie dan ook terug. Zij slijt haar dagen in de Trust Saloon en af en toe keert de familie terug naar de geboortegrond. De buren komen uit hun huizen en kijken verschrikt en argwanend. De vroegere werkers voelen niet meer vertrouwd, ze zijn vreemden geworden. Met vreemden loopt het vaak slecht af, die worden gewoon vermoord. Uit angst, jaloezie of om oude rekening te vereffenen.

Dus dat prachtige huis gaan ze nu verkopen, met spijt in het hart. ‘We kunnen er gewoon niet meer naar terug’, zei Harriet, ‘we kopen wel een stuk grond in Kigali en zetten daar een mooi familiehuis neer.’

Goed, berooid is ze niet. Maar de familiegrond is in dit land wel heilig. Dus blijft het wringen, deze gang van zaken. En erover praten? Dat kan ze alleen maar met haar familie en vrienden. En soms in de beslotenheid van haar hokje op het werk. Die heet niet voor niets de Trust Saloon.