donderdag 21 mei 2009

Interculturele crèche-ellende

Al maanden staan we op de wachtlijst voor de Europees aandoende peuterspeelzaal Petits Calins. Eigenlijk had voordat we hier in Kigali aankwamen romantische beelden in mijn hoofd van lieve Afrikaanse kindjes, met wie mijn dochter door de savannen zou rennen. Maar rondrennen moest ze hier in haar eentje, want verder gaan alle kindjes naar school met een jaar of twee…

Wat doe je dan? Na rijp beraad gingen we spoorslags op zoek naar een goede school. Helaas waren in de wijde omgeving waren alleen scholen te vinden die vooral Tucht en Orde hoog in het vaandel hebben. Alsof je je vijftig jaar terug in de tijd waant, zoiets.

Op drie kwartier rijden was een geweldige christelijke, westers georiënteerde, school. Even stond ik in tweestrijd, toen verwierp ik het idee aan deze exercitie te beginnen.

Gelukkig vonden we toen Petits Calins. De schattige naam deed de crèche eer aan, zo blij huppelden de kindjes daar door het gras en liefdevol bejegenen ze elkaar.

Alleen: er was nog geen plek. Wel stonden we bovenaan de wachtlijst. Maar kennelijk zijn alle ouders nogal ingenomen met de school, want we bleven ook op die wachtlijst staan, ondanks verwoede pogingen van mijn kant om alvast voorzichtig, deels, af en toe te beginnen.

De juf was onvermurwbaar: ‘Zeker buitenlandse schooleigenaars krijgen hier continue controle, en als er meer dan het opgegeven aantal kindjes zijn, moet ik de boel sluiten!’ Knarsentandend accepteerde ik mijn lot, ondertussen op allerlei manieren proberend mijn dochter in de benodigde speelkameraadjes te voorzien. Overigens een heuse dagtaak in Kigali, waar de veelvuldige heuvels afstanden zo vertienvoudigen, en speeltuinen of kleine grasveldjes volkomen afwezig zijn.

Een volgend dilemma diende zich alras aan: ik kreeg opeens werk! En nog steeds stonden we op de wachtlijst voor die huiselijk aandoende school, die mijn Grote Voorkeur had.
Goede raad was duur, maar iedereen stimuleerde me om dan maar tijdelijk bij P’titsbouts te gaan kijken. P’titsbouts had wel plaats, ook voor tijdelijk – want nog steeds hoop ik dat geliefde dochter Julia de begeerde plek krijgt! Hier geen lieve oppasmoeder aan het roer, maar een strenge Belgische Matrone. Ik hoopte desondanks op het goede, al waren de voortekenen niet al te best. De lokale kinderjuf begroette me vriendelijk in haar prachtige Rwandese outfit, inclusief puntige schoenen met hakken van zeker 7 centimeter. Zie je het al voor je, als ze daarmee achter een van haar vijfentwintig (nota bene!) peuters aanrent om die in het gareel te houden?

Nadat ik Julia een paar keer krijsend had achtergelaten en haar bij het ophalen stilletjes en bleek weggetrokken in een hoekje aantrof, polste ik of ze soms last kon hebben van de overgang naar het Frans. ‘Nee, natuurlijk niet!’, antwoordde alle juffen resoluut, ‘er zijn hier heus wel meer Nederlandse kindjes. Dat kan het probleem niet zijn.’ Ook voorzichtige opmerkingen over de moeheid van dochterlief, werden van tafel geveegd als onzin.

Langzamerhand begint ze te wennen, onze dappere meertalige dochter van amper twee-en-half. Haar motto blijft ‘school is niet leuk!’, maar we zingen het wel uit, deze maand. Maar toch, stuur mij per kerende post alstjeblieft en stukje Pedagogisch Klimaat uit Nederland op!

‘Money, that’s a problem’

Failliete banken, massa-ontslagen of gedwongen huizenverkoop: in Kigali gaat de mondiale economische crisis aan ons voorbij. Des te meer zijn we betrokken bij de ‘alledaagse’ financiële problemen van de mensen om ons heen.

Mijn Kinyarwanda-leraar was de eerste die me erop wees: ‘Het leven is hier zo duur! Kijk naar de prijs van suiker, die is opeens van 600 naar 700 Franc per kilo gegaan.’ Inmiddels kost diezelfde zak suiker anderhalve euro. Dat is voor een rijke muzungu met gemak op te brengen, maar voor alle Rwandezen die zich slechts een kopje suiker-met-thee als ontbijt kunnen veroorloven, scheelt het een slok op een borrel.

Dat is dus inflatie! Heel andere koek dan de ‘opvallende’ prijsstijgingen van het biertje of een restaurantbezoek na de invoering van de Euro, die me in mijn studententijd zo bezig hielden.

Onlangs werd de prijs van brood met een kwart opgehoogd, voor de derde keer in korte tijd. De ritprijs van een busje – voor de meeste mensen het enige betaalbare transportmiddel – kan hier ‘zomaar’ met een derde stijgen. En als ik een kilo aardappels koop, kost die me zelfs vijftig procent meer dan een half jaar geleden. Gemiddeld is de inflatie hier 22,3% per jaar.

Opeens snap ik beter dat bananen - gekookt, gefrituurd of gewoon uit het handje - hier volksvoedsel nummer een zijn. Ze groeien hier als kool, die bananen. De stam levert geweldige compost op achteraf, die bananen vullen de maag als niets anders, en de bladeren zijn zowel als dakbedekking, bed of souvenir aan te wenden. En ze groeien gratis - als je een tuintje hebt dan. Als je ze moet kopen, zijn ook bananen twee keer zo duur als een jaar geleden…

‘Money, that’s a problem’, was het commentaar van onze tuinman John, toen we hem vroegen of hij het financieel nog rooien kan. Zo is het maar net.