maandag 8 februari 2010

Veiligheid kent zijn tijd

’s Avonds zonder problemen over straat lopen, zonder angst voor overvallen of andere narigheden. Kom er maar eens om in Afrika. Vrienden in Nairobi hebben zelfs een veiligheidshek ín hun huis, en rode alarmknoppen in elke slaapkamer.

Maar alom roemt men de veiligheid van Rwanda. President Kagame heeft er ook een speerpunt van gemaakt: Kigali moet de veiligste hoofdstad worden van het continent. De overheid doet hard zijn best zodat we daarin en masse gaan geloven: zo zijn glasscherven op de muren tot verdorven elementen verklaard - want toch totaal overbodig?

De huiseigenaar van vrienden is als de dood voor de overheid en volgt alle nieuwe regels stipt op. En zo werd hun muur na afkondiging van dit beleid gelijk gestript. Weer een dag later waren zowel de nieuwe fiets van dochterlief als al het tuinmeubilair weg. Zo veilig was het kennelijk toch niet... Er werd een speciale ontheffing gevraagd en het prikkeldraad kwam weer terug.

Wat wel uniek is aan Rwanda is dat niemand hier anoniem is, iedereen kent iedereen op en rond de heuvels. Voor het oplossen van misdaden blijkt dat reuze handig. Een Rwandese collega was een weekend op familiebezoek en na thuiskomst bleek zijn hele huis leeggehaald. Maar na wat rondvragen was de dief binnen een dag gepakt, en de huisraad binnen een week ook weer terug.

De sancties voor dit soort misdaden zijn alleen niet zo zwaar, want de gevangenissen zitten nog steeds overvol met genocidemisdadigers. Met een pak rammel (niet zachtzinnig overigens, de rapporten van mensenrechtenorganisaties spreken er schande van) komen de dieven er doorgaans wel van af.

Of ze worden een paar dagen in de politiecel gegooid – waarna het slachtoffer van hun misdaad de taak krijgt om de persoon in kwestie van eten en drinken te voorzien. Want daaraan kan de politie zelf natuurlijk niet beginnen…Meestal blijven de kruimeldieven dan ook los rondlopen. Een veeg teken.

Komt het goed met de veiligheidsambitie of niet? In onze buurt, waar de president nota bene woont, zijn onlangs meerdere mensen overvallen, met vuurwapens en al. Dat lijkt een nieuwe ontwikkeling. Er wordt gemopperd: ‘Zijn we lid geworden van de Oost-Afrikaanse Unie, krijgen we de boeven van Kenia en Tanzania erbij.’

Wij lopen rustig over straat, ook in het donker. Op onze muren zijn prikkeldraad noch glasscherf te vinden. Maar het zal me benieuwen hoe lang nog…

maandag 30 november 2009

Pianoles

Mijn eerste lerares kwam uit Kazachstan. We probeerden zo goed en zo kwaad als het soms gaat met elkaar te communiceren. In houtje toutje Frans met af en toe een Engelse term ertussen door. In een voor mij nieuwe notenbenaming – niks c,d,e,f,g, maar do, re, mi, fa, sol. Maar we kwamen ergens, ik kreeg de smaak te pakken van dat pianospelen.

Totdat Tatiana op een dag niet meer op kwam dagen, en ook geen telefoon meer oppakte. Een week erna kwam ik achter het verhaal; ze had ook ander werk in Rwanda, en een werkvisum dus. Maar van de een op de andere dag werd ze op straat geknikkerd. Dag werk, en nog belangrijker: dag visum. Binnen een paar dagen stond ze op vliegveld Kigali met een enkeltje Kazachstan. De pogingen om vanuit die uithoek werk te vinden in Rwanda mislukten. Exit Tatiana, exit pianoles.

Vorige week zette ik een oproep op Kigali Life, een yahoogroep voor mensen die hier wonen en informatie met elkaar willen uitwisselen. Of iemand nog een Engelssprekende pianoleraar kende?

Ik kreeg in ieder geval een reactie, van iemand die Olivier aanraadde, een goede pianoleraar. Ik belde hem op en checkte voor de zekerheid of de informatie klopte. En jazeker, hij was er een. En maandagochtend kon hij langskomen. Ik blij.

Het duurde vanochtend even, ik wachtte meer dan een uur op hem. Hij was de weg kwijt, vertelde hij me toen hij eindelijk onze poort binnenwandelde. Een beetje sjagrijnig van het wachten, kwam ik gelijk ter zake: hoe stond het met zijn pianospel? En met zijn ervaring als leraar?

Olivier: ‘Ja, het is een beetje een misverstand. Wie heeft gezegd dat ik ervaring heb als pianoleraar? Ik heb zelf wel de basis van piano geleerd.’

Ik deed nog een poging, terwijl de moed me in de schoenen zakte: ‘Maar zaterdag aan de telefoon vroeg ik toch of het klopte dat je pianoleraar bent? En je zei ja!’

Om zijn hachje te redden, of hoe dan ook, zei hij: ‘Ja, ik was denk ik een beetje in de war. Want ik kan piano spelen. En ik ben ook leraar, maar dan in wiskunde, op een school in Byumba.’

Hartelijk bedankte ik hem voor de moeite om langs te komen om zijn verhaal te doen, en begeleidde hem weer naar onze voordeur. Rwanda, ik snap er nog steeds niets van.

donderdag 26 november 2009

Post

Voordat we hier arriveerden, vroegen we onze toenmalige verhuurder onwetend of ze ons het adres kon geven van ons tijdelijke huurhuis. Stel dat we haar niet zouden treffen op de afgesproken tijd, dan konden we onze eigen weg vinden.

Omdat ze nogal onduidelijk Frans sprak (en ons Frans allerbelabberdst was), begrepen we haar antwoord niet helemaal, maar zoveel werd ons wel duidelijk: een eenduidig adres was er niet, we moesten gewoon de routebeschrijving volgen:

‘Je gaat richting Gikondi Nyenyeri, je passeert Merez 1 en bij Merez 2 sla je linksaf de zandweg in, dan is het de vierde, blauwe, poort aan je rechterhand.’ Merez 1 bleek een tankstation te zijn en Merez 2 was ook een tankstation, van Kobil. Maar de meeste mensen snapten het feilloos, die routebeschrijving.

Na aankomst bleek dat de hele stad ongeveer tien straten kent met een naam. De rest van de huizen wordt aangeduid met benamingen als ‘plot 42849 in Nyarutarama, in de buurt van de Green Hills school’.

Nog veel naïever dachten we over postbezorging. Het leek ons een hels karwei als postbodes routebeschrijvingen naar Merez moesten kennen. En zou de familie een envelop moeten volschrijven met een routebeschrijving naar ons huis?

TNT moet de tip maar niet krijgen, maar de post werkt zo efficiënt in Rwanda: je neemt een postbus, je laat de post bezorgen bij kerk of moskee en anders heb je pech.

We dachten dat we met de huur van onze postbus 3349 van alle mogelijke complicaties af waren. Totdat ik opeens voor een gesloten deur kwam te staan bij het postkantoor. Het aanplakbiljet liet niets te raden over: vanwege renovatie was het postkantoor tijdelijk gesloten. Jammer voor de mensen die op verjaardagspost zaten te wachten. En waar was onze postbus gebleven? Er stond wel wat, maar ik ken de Merezzen nog niet op mijn duimpje, dus de routebeschrijving zei me niets.

De post bleek het woord renovatie verder nogal ruim op te vatten. Een week na de eerste confrontatie met de sluiting was het gebouw volkomen met de grond gelijk gemaakt. Niks inspraak, of het gebouw conserveren omdat het in de brutalistische periode is gemaakt. Het wordt waarschijnlijk ingeruild voor een van de Chinese hoogbouwwerken die Kigali een heuse Skyline moeten geven.

Onze postbus hebben we uiteindelijk ook weer gevonden, met dank aan Johans chauffeur.
Sindsdien lijkt het met de postbus zelfs beter te gaan, vandaag lag er alweer iets (niets zo deprimerend als een lege postbus, en met reclamefolders kun je hier ook niet smokkelen, die zijn er gewoon niet).

Ik ben wel benieuwd wat er gaat gebeuren met die verjaardagskaart die mijn moeder naar ons fysieke adres stuurde. Zou iemand hem aan de muur hangen? Zouden we hem alsnog krijgen, met boete? Of wordt ‘ie retour gestuurd aan Venray? De mysteries zijn in Afrika nog aan de orde van de dag.

Van binnenuit

Het blijft lastig om Rwanda te leren kennen van binnenuit. Hoe vaak zijn we in een 1 op 1 situatie met een Rwandees, die ook nog loslippig is? Ik zal bekennen: de enige keer dat het me overkomt, is bij de schoonheidsspecialiste. Gelukkig ook een schot in de roos, want net als kappers willen die dames wel praten als ze aan het masseren, waxen of stomen zijn.

Harriet is mijn doorkijkje in de Rwandese samenleving en onlangs vertelde ze me haar familieverhaal. Haar vader was een man in aanzien, hij werkte aan het hof van de laatste koning van Rwanda. Ze hadden een prachtig huis bij Gitarama, toen het centrum van de macht.

Toen het nieuwe bewind aan de macht kwam, werd haar vader opgepakt en gemarteld. Daar is hij nooit meer overheen gekomen. Nadat ze naar Oeganda waren gevlucht, ging hij al snel dood. Haar moeder bleef achter met een bubs kinderen. Ze twijfelde wel over teruggaan, naar de luxe, en de vertrouwde grond. Gelukkig deed ze het niet, want in dezelfde tijd werden er veel mensen vermoord in die contreien.

Omdat het in Oeganda onder Idi Ammin ook niet veilig was, trokken ze door naar Kenia, waar Harriet haar opleiding en studie afrondde. Maar ze bleef zich een vreemdeling voelen daar, de Rwandezen werden niet met open armen ontvangen. Genocide of niet.

Toen ze konden terugkeren, ging de hele familie dan ook terug. Zij slijt haar dagen in de Trust Saloon en af en toe keert de familie terug naar de geboortegrond. De buren komen uit hun huizen en kijken verschrikt en argwanend. De vroegere werkers voelen niet meer vertrouwd, ze zijn vreemden geworden. Met vreemden loopt het vaak slecht af, die worden gewoon vermoord. Uit angst, jaloezie of om oude rekening te vereffenen.

Dus dat prachtige huis gaan ze nu verkopen, met spijt in het hart. ‘We kunnen er gewoon niet meer naar terug’, zei Harriet, ‘we kopen wel een stuk grond in Kigali en zetten daar een mooi familiehuis neer.’

Goed, berooid is ze niet. Maar de familiegrond is in dit land wel heilig. Dus blijft het wringen, deze gang van zaken. En erover praten? Dat kan ze alleen maar met haar familie en vrienden. En soms in de beslotenheid van haar hokje op het werk. Die heet niet voor niets de Trust Saloon.

zondag 25 oktober 2009

Blootsvoets

Even over apotheken: die hebben hier een andere gevoelswaarde dan in Nederland. Ze zijn alomtegenwoordig en je kunt er terecht voor doktersadviezen, luiers, dieetproducten. Ik heb er onlangs een tweetal muskietennetten vandaan gehaald. Gesponsord door Johans werkgever en tien andere buitenlandse donoren. De variant die ik in Nederland had gehaald, kostte me vijftig euro, deze drie kwartjes. Toen ik ermee thuiskwam, zei onze hulp: ‘Moest je zoveel geld betalen voor het net?’ Even dacht ik dat ze een grapje maakte. Maar nee, ze worden hier huis aan huis gratis verspreid.

De netten zagen er goed uit, alleen wat kort, ik kreeg er claustrofobische neigingen van. De naaister die hier in de buurt in een snikhete container haar haute couture bij elkaar naait, maakte van de twee een prachtig nieuw exemplaar. Als het geen misbruik was van donorgelden, zou je haast een handeltje overwegen.

De apotheek zag ik de laatste tijd vaak van binnen. Eerst om een hardnekkige hoest te bestrijden. Dan kwebbel ik wat in het halfslachtige Frans dat ik machtig ben en krijg ik ‘ik denk dat dit het beste middel is’ mee van de specialist.

Verder ben ik aan het strijden tegen een wratje. Die diagnose was ook makkelijk gesteld, dus ik gokte dat er wel een middeltje voorhanden was in het vrije verkoop-segment. Eerst kreeg ik een aanstippen mee die helaas niet het gewenste resultaat bereikte.

De tweede sessie met de apotheker volgde en hij stelde heel wat middeltjes voor waar ik mijn vraagtekens bij had. ‘Nee, het is echt een viru! Geen huiduitslag.’ (Viru is wrat in het Frans, zover waren we al gekomen.)

Uiteindelijk nam ik donderdag een middeltje mee naar huis met de illustere naam ‘Groene duivel’. Tegen eksterogen, likdoorns en wratten. De meeste medicijnen hier komen uit Spanje, Frankrijk of België, zo ook deze. Om zeker te stellen dat ik de wrat probaat zou bestrijden, checkte ik de gebruiksaanwijzing.

En daar stond ‘ie, de zin: ‘Groene duivel geneest voorgoed en verdrijft alle terugval, maar daarvoor moet u zorg dragen alleen brede schoenen aan te doen. Herinnert u zich dat de negers, die blootsvoets lopen, nooit eksterogen hebben.’

Ik heb goed gekeken of ik niet een potje uit een overgebleven partij uit de jaren ’50 te pakken had. Maar nee, ‘goed tot december 2012’. Gemaakt aan de Rijksweg 9, 2880 Bornem, België.
Zo koloniaal heb ik het nog nooit gegeten.

zondag 18 oktober 2009

Trouwlust

Onze dominee heet Sam, en hij is een droogkloot. Zeker als hij de gemeente vermanend moet toespreken, zoals vanochtend, toen hij het tegen de jongeren-met-huwelijksplannen had. De procedure is normaal gesproken zo: je meldt je aan, je hebt wat pastorale gesprekken over het huwelijk en in de kerk wordt je naam drie keer omgeroepen. Als er mensen zijn met bezwaren tegen je huwelijk kunnen ze zich melden bij een van de pastoren. En ja, er is zo wel eens verijdeld dat een man die in de bush bush een vrouw had zitten, gewoon op de polygame toer ging…

Het trouwe kerkbezoek gaat er hier ook aan, dus die jong geliefden, vaak al zwanger voor het huwelijk – kinderen zijn hier je levensverzekering, dus je kunt maar beter weten dat het goed zit met de wederzijdse vruchtbaarheid – hebben vaak wel wat beters te doen dan drie keer opdraven. Onze Sam maakt daar elke keer gewag van, en dreigt de afwezigen niet te gaan huwen als het zo doorgaat!

Onlangs maakte een stel het erg bont (trouwen op zijn Afrikaans). Die kwamen op de huwelijksdag gewoon opdraven bij de kerk. Er was geen gesprek geweest, er was geen omroepronde geweest. Er was niets bekend. Ze hadden zin om te trouwen, en ook nog in de kerk. Dat moest genoeg zijn.

Helaas, niet voor Sam. Schoorvoetend moest het bruidspaar afdruipen. Zonder zegen.

Vorige week was de mededeling dat er geen trouwlustigen zijn vanwege de regentijd. Die gooit hier alles in het honderd… Deze week had Sam bezoek gehad van een stel dat op zoek was naar ‘een kale, oude man die ons kan huwen.’ Die hadden onze beste voorganger dus nog nooit in actie gezien (hij is amper veertig en heeft een dochtertje van 3 maanden. Kaal is hij weg.).

Maar ook daarvoor wordt nu een stokje gestoken, was de boodschap van Sam vanmorgen: ‘Alleen mensen die al drie maanden lid zijn van onze kerk, mogen hier trouwen. Dus zeg dat maar tegen je vrienden en familieleden die hier anders weer op de stoep staan. Geen trouwerij voor januari!’

Waarvan akte.

Wacht in nood

Wacht in nood

Toen ik de poort doorliep, had ik wel in de gaten dat er iets mis was. Maar zo erg? Ik haalde onze hulp erbij om in het Kinyarwanda te vragen wat er aan de hand was, en toen lag onze dagwacht alias tuinman John al gestrekt op de vloer. Te kreunen, onmachtig om te praten, grijpend naar zijn keel en zijn maag. En met ademhalingsproblemen, dat was duidelijk.

Naar de dokter dus, gezwind, die ons hele stelletje - chauffeur, hulp, kreunende John en mezelf - doorstuurde naar het centrale ziekenhuis CHUK.

We kregen de enige rolstoel die het ziekenhuis rijk is ter beschikking, en werden doorverwezen naar de emergency unit. Even slikken, wachten tot de dokter tijd heeft te midden van barende vrouwen, krijsende kindjes en andere mensen in nood.

Onze John deed een beetje panisch ondertussen, met drie man sterk moesten ze hem in bedwang houden omdat hij het ziekenhuis wilde ontvluchten. Naar Kibungo, waar zijn moeder woont, en daarnaast heel veel traditionele genezers.

´Poison, poison´, stamelde John, almaar meer verkrampend in zijn rolstoel. Voor hem was de diagnose simpel, hij was vergiftigd. En veel vertrouwen in de reguliere geneeskunst had hij overduidelijk niet. Het bijgeloof hier is dat je regelrecht het loodje legt als je na een vergiftiging in handen komt van een dokter, je moet echt de toverdrank van van je wonderdokter krijgen!

Toen hij zo verzwakt was dat hij niet meer kon tegenstribbelen, greep een verpleegster kordaat in, en spoot hem plat met een kalmerend middel. Binnen tien minuten was onze wacht onder zeil. En stond er een ongeduldige zuster te wachten op de rolstoel, die nodig was voor een andere patiënt.

Wat te doen? Met dat bijltje was eerder gehakt. Een witte doktersjas kwam tevoorschijn, John werd uit zijn stoel getild en op de jas op de grond gelegd. Naast kindjes op kartonnen dozen. In de wachtkamer.