zaterdag 25 juli 2009

Landen

Het was een harde landing in Kigali, nu alweer drie weken geleden. We waren al voorbereid door een alarmerend mailtje van onze Nederlandse dominee, maar bij thuiskomst troffen we een hologige, graatmagere tuinman alias wacht aan.

Vlak voor ons vertrek naar Europa was hij zijn twintigjarige zus verloren nadat de bus waarin ze zat tegen een boom was aangeknald. De begrafenisrituelen waren nog niet achter de rug, en de hoge leningen voor de begrafenis waren amper afgesloten, toen zijn tweejarige zoon ernstig ziek werd.

Drie nachten in het ziekenhuis boden geen soelaas. Ik vraag me soms af of ze überhaupt ingrijpen bij ziekte, want de dokters vertelden alleen maar dat ze ook niet wisten wat er aan de hand was. Maar het kind overleed, zonder ziektebeeld. Onze wacht is er inmiddels van overtuigd dat zijn enige zoon is vergiftigd, om wat voor duistere reden dan ook. Wij rationele westerlingen zouden eerder gokken op ernstige malaria of hersenvliesontsteking ofzo.

Onze schuchtere, niet al te kiene dagwacht, had het dubbele ongeluk dat hij vanwege een verhuizing in de stad niet verzekerd was – het bizarre systeem dat je je elke keer opnieuw moet verzekeren als je naar een andere regio vertrekt, werd afgeschaft op 1 juli, net te laat voor hem.

Dus naast het grote verlies van zijn oudste kind, zat hij ook financieel direct aan de grond. Een begrafenis kost hier minstens een maandloon, de ziekenhuiskosten stonden gelijk aan drie maanden. Onze John schraapte lening na lening bij elkaar, familie en vrienden deden hopelijk de rest, maar geld voor eten was er niet eens meer.

Laat staan dat hij nog nachtrust had. Voor onze ogen draaide de man volkomen door, begon tegen onze huishoudelijke hulp over zelfmoord en wist echt van ellende niet meer wat hij moest doen.

Zevenentwintig is hij, vader van twee kinderen (van wie dus nu nog alleen de jongste, een dochter ook nog, in leven is. Erger kan niet, dat je zoon het leven laat en je dus alleen nog maar een dochter overhoudt!) en getrouwd met een jonge vrouw, die eerder dit jaar vlak na de bevalling ook al bijna doodbloedde vanwege een complicatie, er was een stuk placenta achtergebleven in de baarmoeder.

Elke dag zien we hem, en zien we gelukkig hoe hij bijtrekt. Onze sterke, daadkrachtige hulp – 21, verantwoordelijk voor vier jongere broertjes en zusjes, van wie de jongste net vier is – geeft hem pastorale hulp en praat hem moed in. Hij heeft ondertussen vier medicijnen, tranquillizers, slaapmiddelen , wat dies meer zij. Hij mag overdag bijslapen van ons, in zijn pauze verslindt hij zijn bijbel en in de nacht horen we hem bidden, zingen en verzen reciteren.

Beetje bij beetje worden zijn wangen wat voller, neemt zijn eetlust weer toe, duwt hij de schommel waar Julia op zit, weer lachend en begroet hij ons soms zelfs met een glinstering in zijn ogen.

Rouwen in Kigali. De mensen gaan hier zo makkelijk dood; als je niet voor het leven kiest, ben je zo de volgende. John zal het niet zijn. Maar op zijn magere, smalle schoudertjes drukt een zware last.